Hoofdstuk 1
Rol van de SCEN-arts

HOOFDSTUK 1
Rol van de SCEN-arts

De regels omtrent euthanasie en hulp bij zelfdoding (hierna aangeduid als euthanasie) zijn opgenomen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna aangeduid als euthanasiewet). Euthanasie is strafbaar, tenzij dit wordt uitgevoerd door een arts, er voldaan is aan alle zorgvuldigheidseisen en de euthanasie is gemeld bij de gemeentelijk lijkschouwer. Deze stuurt de melding door aan de RTE.

1.5 Bereikbaarheid en beschikbaarheid

De SCEN-arts is tijdens de dienst goed bereikbaar en beschikbaar. Voor het aanvragen van een consultatie benadert de arts een SCEN-arts niet direct maar altijd via de telefoondienst.

De SCEN-arts reageert zo spoedig mogelijk, in principe binnen enkele uren, op een oproep voor het eerste contact, om een eerste indruk van de vraag te krijgen (steun of consultatie). De SCEN-arts en arts bepalen samen de urgentie voor het eventuele bezoek aan de patiënt en maken eventueel een vervolgafspraak.

De SCEN-arts is in staat en bereid huisbezoeken binnen enkele dagen af te leggen en voor verslaglegging te zorgen, zo nodig ook in de avonduren of in uitzonderlijke gevallen in het weekend.

Wanneer de SCEN-arts niet in staat is tijdig gehoor te geven aan een oproep van een arts of de patiënt tijdig te bezoeken, dan draagt de SCEN-arts de oproep over aan een andere SCEN-arts. Ook als de SCEN arts vanwege niet-onafhankelijkheid de consultatie niet kan verrichten wordt de oproep door de SCEN-arts overgedragen aan een andere SCEN arts.

1.4 Omgaan met medische gegevens

Er is voor SCEN-artsen geen wettelijke bewaartermijn voor het consultatieverslag. Omdat de RTE aanvullende vragen kunnen stellen aan de SCEN-arts wordt een bewaartermijn van drie jaar aangeraden. Het consultatieverslag van de SCEN-arts maakt daarnaast deel uit van het medisch dossier van de (overleden) patiënt (zie KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens p 31). De arts is wettelijk verplicht het verslag voor minimaal 20 jaar in het dossier te bewaren.

SCEN-artsen moeten zich houden aan de privacywetgeving. Die schrijft voor dat privacygevoelige informatie, zoals medische gegevens en het consultatieverslag, beveiligd verstuurd wordt.

1.3.2 Onafhankelijkheid ten opzichte van de patiënt
In de volgende gevallen is sprake van niet-onafhankelijkheid van de SCEN-arts ten opzichte van de patiënt:

  • een persoonlijke relatie tussen SCEN-arts en de patiënt;

  • de SCEN-arts is recent bij de behandeling van de patiënt betrokken geweest, bijvoorbeeld als de SCEN-arts palliatieve zorg heeft verleend of de patiënt tijdens een dienst in de avonduren of in het weekend heeft gezien en heeft behandeld. Belangrijk is dat geen sprake is van medebehandelaarschap;

  • de SCEN-arts is patiënt van de patiënt of recentelijk geweest of vice versa.

1.3.1 Onafhankelijkheid ten opzichte van de consultvragend arts
In de volgende gevallen is sprake van niet-onafhankelijkheid van de SCEN-arts ten opzichte van de consultvragend arts:

  • de SCEN arts heeft een persoonlijke relatie met de arts;

  • de SCEN-arts en arts werken met elkaar samen (maatschap, organisatieonderdeel, afdeling of HOED);

  • de SCEN-arts en arts staan tot elkaar in een hiërarchische of financiële relatie (opleider, werkgever);

  • de SCEN-arts is patiënt van de arts of recentelijk geweest of vice versa.

Als beide artsen regelmatig gezamenlijk als arts en consulent optreden kan er ook sprake zijn van  niet-onafhankelijkheid. Ook als de SCEN-arts in het voortraject steun heeft verleend die verder gaat dan het geven van algemeen advies en informatie kan sprake zijn van niet-onafhankelijkheid. De SCEN-arts en arts mogen elkaar wel kennen vanuit andere professionele relaties, zoals een intervisiegroep, SCEN-groep, instelling of de huisartsenpost.

1.3 Neutraliteit en onafhankelijkheid

De SCEN-arts stelt zich neutraal op. Dat wil zeggen dat de SCEN-arts zich onthoudt van het geven van eigen opvattingen over goed sterven, de waarde van het leven, geloofsovertuiging en dergelijke ten opzichte van arts en patiënt.

De SCEN-arts is in zijn oordeel onpartijdig en onafhankelijk. Die onpartijdigheid en onafhankelijkheid gelden ten opzichte van zowel de arts als de patiënt. Ook de schijn van niet-onafhankelijkheid moet worden vermeden. Onafhankelijkheid betekent in deze context dat de SCEN-arts in staat is een eigen oordeel te geven. De SCEN-arts bepaalt op welke gronden hij zich voldoende onafhankelijk acht ten opzichte van de arts en patiënten en beschrijft dit in het consultatieverslag.

1.2 Kennis van en advisering over relevante richtlijnen

De SCEN-arts kent zowel de richtlijnen en normen van de beroepsgroepen die gelden voor euthanasie en hulp bij zelfdoding als de EuthanasieCode van de RTE. De SCEN-arts volgt de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot euthanasie en hulp bij zelfdoding. De SCEN-arts kent ook de inhoud van de richtlijnen en standpunten die gelden voor euthanasie in bijzondere gevallen of omstandigheden, zoals de richtlijnen voor mensen met een psychische stoornis of verlaagd bewustzijn en het standpunt over (vergevorderde) dementie. De SCEN-arts wijst – voor zover relevant – de arts op deze richtlijnen en gaat na of de arts deze in acht neemt. Als de SCEN-arts signaleert dat de arts afwijkt van een richtlijn, bespreekt hij dat met de arts. De SCEN-arts noteert in het consultatieverslag dat dit besproken is.

De SCEN-arts adviseert de arts om bij de uitvoering van de euthanasie of hulp bij zelfdoding altijd te werken volgens de meest recente KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding. De SCEN-arts adviseert de arts zich ervan te vergewissen dat de apotheker niet afwijkt van deze richtlijn. De arts is en blijft altijd verantwoordelijk voor de uitvoering van de levensbeëindiging.

1.1.2 Consultatie
De euthanasiewet stelt dat de arts tenminste één andere onafhankelijke arts raadpleegt die de patiënt ziet en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen a t/m d van de euthanasiewet. Hiermee wordt een formele consultatie bedoeld met een gerichte vraagstelling en een toetsend karakter. Het is de professionele norm dat de onafhankelijke arts die wordt geraadpleegd een SCEN-arts is.

De SCEN-arts beoordeelt of aan de eerste vier zorgvuldigheidseisen (a t/m d) van de euthanasiewet is voldaan. De SCEN-arts voert daarvoor een gesprek met de arts, bestudeert de medische informatie en bezoekt de patiënt. Vervolgens geeft hij een schriftelijk oordeel aan de arts. Het oordeel van de SCEN-arts is niet bindend. Dat wil zeggen dat de arts die het consult heeft aangevraagd, niet verplicht is het oordeel van de SCEN-arts over te nemen. De arts mag afwijken van een negatief oordeel, maar hij moet afdoende kunnen onderbouwen waarom hij dat doet. De SCEN-consultatie is immers juist bedoeld voor de arts om te reflecteren op het eigen oordeel. Het afwijken van een oordeel van de SCEN-arts kan bij de RTE leiden tot het stellen van aanvullende vragen. Consultatie staat verder uitgewerkt in hoofdstuk 3.

Het is van belang dat de SCEN-arts duidelijk onderscheid maakt tussen steun- en consultatievragen. Bij het eerste contact met de arts onderzoekt de SCEN-arts de vraag van de arts en exploreert de situatie, visie, houding en verwachtingen. Daardoor wordt het de SCEN-arts duidelijk welke interventie nodig is (steun of consultatie) en wat het doel daarvan is.

De arts die de euthanasie uitvoert, is daarvoor verantwoordelijk. Om die reden neemt de SCEN-arts nooit de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding over.

1.1.1 Steun
Een SCEN-arts kan aan de arts informatie of advies geven over euthanasie. Bijvoorbeeld over de juridische, ethische en communicatieve aspecten ervan, of over de medisch-technische uitvoering. Dit betreft meestal een eenmalig contact. Daarnaast kan een arts bij een SCEN-arts terecht als hij achteraf wil praten over het (emotionele) verloop van de uitvoering van de euthanasie. Meer informatie over de steunfunctie van SCEN-artsen staat in hoofdstuk 2.

1.1 Taken van de SCEN-arts

SCEN-artsen hebben twee taken: het verlenen van steun en advies aan de arts en het uitvoeren van consultaties.

Als een arts euthanasie verricht, moet hij zich houden aan de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet. Een van die eisen is dat een arts die voornemens is om euthanasie uit te voeren, altijd een onafhankelijke arts moet raadplegen die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen onder artikel 2 lid 1 a tot en met d. SCEN-artsen zijn artsen die speciaal zijn opgeleid om deskundige en onafhankelijke steun en consultatie te geven aan collega-artsen als sprake is van een euthanasieverzoek. Voor de arts is de SCEN-arts een expert op wiens oordeel hij mag vertrouwen. Door een verkeerd of onvolledig oordeel bestaat het risico dat de RTE concludeert dat niet aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan.

1.5 Bereikbaarheid en beschikbaarheid

De SCEN-arts is tijdens de dienst goed bereikbaar en beschikbaar. Voor het aanvragen van een consultatie benadert de arts een SCEN-arts niet direct maar altijd via de telefoondienst.

De SCEN-arts reageert zo spoedig mogelijk, in principe binnen enkele uren, op een oproep voor het eerste contact, om een eerste indruk van de vraag te krijgen (steun of consultatie). De SCEN-arts en arts bepalen samen de urgentie voor het eventuele bezoek aan de patiënt en maken eventueel een vervolgafspraak.

De SCEN-arts is in staat en bereid huisbezoeken binnen enkele dagen af te leggen en voor verslaglegging te zorgen, zo nodig ook in de avonduren of in uitzonderlijke gevallen in het weekend.

Wanneer de SCEN-arts niet in staat is tijdig gehoor te geven aan een oproep van een arts of de patiënt tijdig te bezoeken, dan draagt de SCEN-arts de oproep over aan een andere SCEN-arts. Ook als de SCEN arts vanwege niet-onafhankelijkheid de consultatie niet kan verrichten wordt de oproep door de SCEN-arts overgedragen aan een andere SCEN arts.

1.4 Omgaan met medische gegevens

Er is voor SCEN-artsen geen wettelijke bewaartermijn voor het consultatieverslag. Omdat de RTE aanvullende vragen kunnen stellen aan de SCEN-arts wordt een bewaartermijn van drie jaar aangeraden. Het consultatieverslag van de SCEN-arts maakt daarnaast deel uit van het medisch dossier van de (overleden) patiënt (zie KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens p 31). De arts is wettelijk verplicht het verslag voor minimaal 20 jaar in het dossier te bewaren.

SCEN-artsen moeten zich houden aan de privacywetgeving. Die schrijft voor dat privacygevoelige informatie, zoals medische gegevens en het consultatieverslag, beveiligd verstuurd wordt.

1.3 Neutraliteit en onafhankelijkheid

De SCEN-arts stelt zich neutraal op. Dat wil zeggen dat de SCEN-arts zich onthoudt van het geven van eigen opvattingen over goed sterven, de waarde van het leven, geloofsovertuiging en dergelijke ten opzichte van arts en patiënt.

De SCEN-arts is in zijn oordeel onpartijdig en onafhankelijk. Die onpartijdigheid en onafhankelijkheid gelden ten opzichte van zowel de arts als de patiënt. Ook de schijn van niet-onafhankelijkheid moet worden vermeden. Onafhankelijkheid betekent in deze context dat de SCEN-arts in staat is een eigen oordeel te geven. De SCEN-arts bepaalt op welke gronden hij zich voldoende onafhankelijk acht ten opzichte van de arts en patiënten en beschrijft dit in het consultatieverslag.

1.3.2 Onafhankelijkheid ten opzichte van de patiënt
In de volgende gevallen is sprake van niet-onafhankelijkheid van de SCEN-arts ten opzichte van de patiënt:

  • een persoonlijke relatie tussen SCEN-arts en de patiënt;

  • de SCEN-arts is recent bij de behandeling van de patiënt betrokken geweest, bijvoorbeeld als de SCEN-arts palliatieve zorg heeft verleend of de patiënt tijdens een dienst in de avonduren of in het weekend heeft gezien en heeft behandeld. Belangrijk is dat geen sprake is van medebehandelaarschap;

  • de SCEN-arts is patiënt van de patiënt of recentelijk geweest of vice versa.

1.3.1 Onafhankelijkheid ten opzichte van de consultvragend arts
In de volgende gevallen is sprake van niet-onafhankelijkheid van de SCEN-arts ten opzichte van de consultvragend arts:

  • de SCEN arts heeft een persoonlijke relatie met de arts;

  • de SCEN-arts en arts werken met elkaar samen (maatschap, organisatieonderdeel, afdeling of HOED);

  • de SCEN-arts en arts staan tot elkaar in een hiërarchische of financiële relatie (opleider, werkgever);

  • de SCEN-arts is patiënt van de arts of recentelijk geweest of vice versa.

Als beide artsen regelmatig gezamenlijk als arts en consulent optreden kan er ook sprake zijn van  niet-onafhankelijkheid. Ook als de SCEN-arts in het voortraject steun heeft verleend die verder gaat dan het geven van algemeen advies en informatie kan sprake zijn van niet-onafhankelijkheid. De SCEN-arts en arts mogen elkaar wel kennen vanuit andere professionele relaties, zoals een intervisiegroep, SCEN-groep, instelling of de huisartsenpost.

1.2 Kennis van en advisering over relevante richtlijnen

De SCEN-arts kent zowel de richtlijnen en normen van de beroepsgroepen die gelden voor euthanasie en hulp bij zelfdoding als de EuthanasieCode van de RTE. De SCEN-arts volgt de maatschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot euthanasie en hulp bij zelfdoding. De SCEN-arts kent ook de inhoud van de richtlijnen en standpunten die gelden voor euthanasie in bijzondere gevallen of omstandigheden, zoals de richtlijnen voor mensen met een psychische stoornis of verlaagd bewustzijn en het standpunt over (vergevorderde) dementie. De SCEN-arts wijst – voor zover relevant – de arts op deze richtlijnen en gaat na of de arts deze in acht neemt. Als de SCEN-arts signaleert dat de arts afwijkt van een richtlijn, bespreekt hij dat met de arts. De SCEN-arts noteert in het consultatieverslag dat dit besproken is.

De SCEN-arts adviseert de arts om bij de uitvoering van de euthanasie of hulp bij zelfdoding altijd te werken volgens de meest recente KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding. De SCEN-arts adviseert de arts zich ervan te vergewissen dat de apotheker niet afwijkt van deze richtlijn. De arts is en blijft altijd verantwoordelijk voor de uitvoering van de levensbeëindiging.

1.1.2 Consultatie
De euthanasiewet stelt dat de arts tenminste één andere onafhankelijke arts raadpleegt die de patiënt ziet en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen a t/m d van de euthanasiewet. Hiermee wordt een formele consultatie bedoeld met een gerichte vraagstelling en een toetsend karakter. Het is de professionele norm dat de onafhankelijke arts die wordt geraadpleegd een SCEN-arts is.

De SCEN-arts beoordeelt of aan de eerste vier zorgvuldigheidseisen (a t/m d) van de euthanasiewet is voldaan. De SCEN-arts voert daarvoor een gesprek met de arts, bestudeert de medische informatie en bezoekt de patiënt. Vervolgens geeft hij een schriftelijk oordeel aan de arts. Het oordeel van de SCEN-arts is niet bindend. Dat wil zeggen dat de arts die het consult heeft aangevraagd, niet verplicht is het oordeel van de SCEN-arts over te nemen. De arts mag afwijken van een negatief oordeel, maar hij moet afdoende kunnen onderbouwen waarom hij dat doet. De SCEN-consultatie is immers juist bedoeld voor de arts om te reflecteren op het eigen oordeel. Het afwijken van een oordeel van de SCEN-arts kan bij de RTE leiden tot het stellen van aanvullende vragen. Consultatie staat verder uitgewerkt in hoofdstuk 3.

Het is van belang dat de SCEN-arts duidelijk onderscheid maakt tussen steun- en consultatievragen. Bij het eerste contact met de arts onderzoekt de SCEN-arts de vraag van de arts en exploreert de situatie, visie, houding en verwachtingen. Daardoor wordt het de SCEN-arts duidelijk welke interventie nodig is (steun of consultatie) en wat het doel daarvan is.

De arts die de euthanasie uitvoert, is daarvoor verantwoordelijk. Om die reden neemt de SCEN-arts nooit de uitvoering van euthanasie of hulp bij zelfdoding over.

1.1.1 Steun
Een SCEN-arts kan aan de arts informatie of advies geven over euthanasie. Bijvoorbeeld over de juridische, ethische en communicatieve aspecten ervan, of over de medisch-technische uitvoering. Dit betreft meestal een eenmalig contact. Daarnaast kan een arts bij een SCEN-arts terecht als hij achteraf wil praten over het (emotionele) verloop van de uitvoering van de euthanasie. Meer informatie over de steunfunctie van SCEN-artsen staat in hoofdstuk 2.

Als een arts euthanasie verricht, moet hij zich houden aan de zorgvuldigheidseisen van de euthanasiewet. Een van die eisen is dat een arts die voornemens is om euthanasie uit te voeren, altijd een onafhankelijke arts moet raadplegen die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen onder artikel 2 lid 1 a tot en met d. SCEN-artsen zijn artsen die speciaal zijn opgeleid om deskundige en onafhankelijke steun en consultatie te geven aan collega-artsen als sprake is van een euthanasieverzoek. Voor de arts is de SCEN-arts een expert op wiens oordeel hij mag vertrouwen. Door een verkeerd of onvolledig oordeel bestaat het risico dat de RTE concludeert dat niet aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan.

1.1 Taken van de SCEN-arts

SCEN-artsen hebben twee taken: het verlenen van steun en advies aan de arts en het uitvoeren van consultaties.

De regels omtrent euthanasie en hulp bij zelfdoding (hierna aangeduid als euthanasie) zijn opgenomen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna aangeduid als euthanasiewet). Euthanasie is strafbaar, tenzij dit wordt uitgevoerd door een arts, er voldaan is aan alle zorgvuldigheidseisen en de euthanasie is gemeld bij de gemeentelijk lijkschouwer. Deze stuurt de melding door aan de RTE.

Hoofdstuk 1
Rol van de SCEN-arts

HOOFDSTUK 1
Rol van de SCEN-arts